home-filladd-homescreenemail1whatsappsearchmenuarrowcrossDutch flagBritish flagGerman flag
- advertentie -

Voornaamwoorden

Voornaamwoorden zijn woorden die ergens naar verwijzen. Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden, omdat er verschillende manieren zijn om ergens naar te verwijzen. Dat kan binnen een zin zijn, maar er kan ook verwezen worden naar iets dat niet wordt genoemd of naar iets dat al eerder in het gesprek is genoemd.

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord wordt gebruikt in plaats van een zelfstandig naamwoord, of persoonsnaam (ik, jij, hij, zij, wij, jullie, hen).

Voorbeeld:

Ik heb een auto gekocht.

Ik is hier een persoonlijk voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord gebruik je om iets aan te wijzen. Aanwijzende voornaamwoorden zijn dit, die, deze en dat.

Voorbeeld:

Die auto vind ik echt mooi.

Die is hier een aanwijzend voornaamwoord.

Verwijzend voornaamwoord

Met een verwijzend voornaamwoord verwijs je naar een eerder genoemd voorwerp of naar een persoon (hij, hem, zij, haar, het).

Voorbeeld:

Jan heeft een nieuwe auto gekocht. Hij is er erg blij mee.

Hij is hier een verwijzend voornaamwoord.

Betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijke voornaamwoorden worden gebruikt om te verwijzen binnen een zin, meestal naar het lijdend voorwerp (die, wie, dat, wat, welke).

Voorbeeld:

De auto die Jan heeft gekocht, is groen.

Die is hier een betrekkelijk voornaamwoord.

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord gebruik je om bezit aan te geven (mijn, zijn, haar, hun).

Voorbeeld:

Dat is niet Jans auto, dat is mijn auto.

Mijn is hier een bezittelijk voornaamwoord.

Zie ook het verschil tussen hen en hun.

Uitroepend voornaamwoord

Het uitroepend voornaamwoord is een manier om een emotie te uiten middels een uitroep (wat, hoe, zo).

Voorbeeld:

Wat een mooie auto heeft Jan gekocht!

Wat is hier een uitroepend voornaamwoord.

Vragend voornaamwoord

Om een vraag te verwoorden gebruik je een vragend voornaamwoord (wat, wie, waar, wanneer, welk, hoeveel).

Voorbeeld:

Wanneer heeft Jan die auto gekocht?

Wanneer is hier een vragend voornaamwoord.

Wederkerend voornaamwoord

Met een wederkerend voornaamwoord verwijs je naar het onderwerp van de zin. Een wederkerend voornaamwoord wordt altijd gebruikt in combinatie met een wederkerend werkwoord (bijvoorbeeld: zich wassen).

Voorbeeld:

Ik verbaas mij over de kleur van de auto van Jan.

Mij is hier een wederkerend voornaamwoord.

Wederkerig voornaamwoord

Een wederkerig voornaamwoord lijkt erg op het wederkerend voornaamwoord, maar wordt gebruikt om te verwijzen naar meerdere personen (elkaar).

Voorbeeld:

Jan en Marie ontmoeten elkaar om een stukje te gaan rijden.

Elkaar is hier een wederkerig werkwoord.

Onbepaald voornaamwoord

Met een onbepaald voornaamwoord duid je iets aan dat geen duidelijke omvang of aantal heeft (alles, iedereen, iets).

Voorbeeld:

Sommigen vinden de auto van Jan niet mooi.

Sommigen is hier een onbepaald voornaamwoord.

Woorden maken

Gebruik Woorden.app om snel en eenvoudig woorden te maken van gehusselde letters. Vul de losse letters in en krijg snel de woorden die je ermee kunt maken.

Woorden maken van letters
-

Over Woorden.App

Ruim 10+ jaar maken wij het gebruikers gemakkelijk om woorden te maken uit losse letters. Onze populaire hulp voor Woorden maken is er voor elk woordspel of anagram.

- advertentie -

Bekijk ook